Deze week maakte klokkenluiderssite ‘Wikileaks’ bekend dat zij voortaan met de online betaaldienst Flattr gaan samenwerken. In Berlijn polste ik naar de ervaringen van uitgevers en bloggers die al een paar maanden van de dienst gebruik maken.
Allereerst: wat is Flattr? Simpel gezegd: een dienst die internetgebruikers vrijwillig voor online informatie wil laten betalen. Hoe? Door middel van kleine donaties die vrijgevige surfers met een simpele muisknop kunnen doen. Die donaties komen, via Flattr, bij de maker van het product terecht, zoals een journalist of een muzikant. Is dit hét nieuwe verdienmodel voor internet waar iedereen op wacht? De Duitsers zien er, als eersten in Europa, wel brood in.
18 cent
Het idee voor Flattr (van het Engelse vleien) komt niet uit Duitsland, maar uit Zweden. Peter Sunde, de man die eerder de downloadsite The Pirate Bay oprichtte, introduceerde de dienst in het voorjaar van 2010. Toch slaat Flattr momenteel vooral in Duitsland aan. Twee nationale kranten, TAZ.de (Die Tageszeitung) en Freitag.de openden meteen na de introductie een account. Ook invloedrijke bloggers reageerden enthousiast. Daarna wachtte iedereen in spanning de eerste resultaten af. En ja, er kwam geld binnen. Voor sommige bloggers was dat 18 cent, anderen ontvingen een paar honderd euro per maand, zoals de TAZ. Afgelopen juli ontving die krant zelfs €1420,- aan ‘online fooien’.
Sociaal
‘You need to give to get’, is de slogan van Flattr. Iedereen die geld wil ontvangen voor zijn online bijdrages, moet daarom ook iets investeren in het werk van anderen. Om mee te kunnen doen aan Flattr heb je een account nodig met een budget dat je vrij wil verdelen op internet. Dat hoeft niet veel te zijn, minimaal twee euro per maand. Dat bedrag kun je naar je eigen Flattr account overmaken via creditcard, paypal of direct banking.
Daarna kan je beginnen met doneren en ontvangen. Dat gaat via een Flattr-knop die veel weg heeft van de Like-button van Facebook, maar dan gekoppeld aan geld. Zo’n knop kun je op meerdere plekken op je eigen website plaatsen en je komt hem tegen op alle websites die aan Flattr meedoen. Ook onderaan dit artikel vind je er één.
Taart
Zodra je een artikel of filmpje tegenkomt dat je interessant of inspirerend vindt (zoals dit) druk je op de knop en beloon je de maker (mij) met een kleine donatie. Hoe klein, dat hangt af van het aantal keer dat je op Flattr-knoppen drukt per maand. Flattr kun je vergelijken met een taart die je eens per maand uitdeelt. Hoe meer mensen je een stuk van je taart wil geven, hoe kleiner de stukken worden. Stel je voor dat je een maandelijks krediet hebt van twee euro. Als je maar één keer iets Flattrt in die maand, geef je die ene maker twee euro. Flattr je er tien, dan krijgen ze allemaal twintig cent.
Wat is er mis met gratis?
Waarom zou je geld geven voor iets dat gratis is? Blogger Jürgen Geuter somt een paar redenen op: “Omdat je een journalist wil bedanken voor nuttige informatie. Of omdat je een beginnende muzikant wil stimuleren om door te gaan. Misschien om je schuldgevoel te sussen over het feit dat je films downloadt. En natuurlijk om aan anderen te laten zien dat je gul bent”.
Het fenomeen is niet nieuw, lezers hebben altijd gedoneerd. Markus Beckedahl, oprichter van Netzpolitik, met 30.000 bezoekers per dag één van de populairste Duitse blogs, vertelt: “Lezers hebben me vaak om mijn rekeningnummer gevraagd omdat ze me wilden bedanken. Door Flattr is geven nu makkelijker, sneller en transparanter.”
De waarde van info
Maar wat is een goed artikel waard? En wie bepaalt dat? Hoofdredacteur van TAZ.de, Matthias Urbach, vindt dat de meeste mediaorganisaties erg conservatief met die vraag omgaan. “Veel uitgevers hebben vastomlijnde ideeën over de waarde van hun product. Zij willen hun prijs zelf vaststellen omdat ze te trots zijn om dat door lezers te laten bepalen. Die manier van denken vind ik old school”.
“Dat je lezers een rol moet laten spelen in het vaststellen van een prijs, wil niet zeggen dat zij een realistisch gevoel bezitten voor de waarde van journalistieke producten”, voegt Urbach daar aan toe. “Mensen hebben vaak geen idee wat journalistiek werk kost. Doordat media grotendeels gefinancierd worden door adverteerders, is informatie spotgoedkoop voor de consument. Mensen zijn daaraan gewend geraakt, ze vinden het vanzelfsprekend. Ik betwijfel of Flattr daar verandering in kan brengen. Ook al gaan lezers meer betalen, het zal nooit genoeg zijn om al het werk te financieren”.
Geen Messias, wel mecenas
Het is de heersende opvatting op de Duitse blogs en websites die momenteel over de hype schrijven: Flattr gaat de journalistiek niet redden. Dit is niet het nieuwe verdienmodel dat alle financiële tekorten in medialand gaat aanvullen. Dat bestaat namelijk niet. Matthias Beckedahl van Netzpolitik: “Het ideale verdienmodel is niet gebaseerd op één inkomstenbron, maar op verschillende bronnen naast elkaar: advertenties, betaalmuren, sponsoring en donaties”.
Flattr kan een welkome aanvulling zijn op andere inkomsten. Zeker voor bloggers, die vaak moeite hebben om adverteerders te vinden. Beckedahl: “Bij een politieke blog als die van mij is dat een groot probleem. De aanbiedingen die ik krijg van adverteerders, moet ik om ethische redenen weigeren. Daarom probeer ik nu Flattr. Het kost me praktisch niks en ik vind het een interessant experiment”.
Invite only
Niet alleen gebruikers, ook de bedenkers zien Flattr momenteel als een experiment. Daarom is de dienst officieel nog in een ‘closed beta’ fase, wat betekent dat de software getest wordt door mensen die daarvoor een uitnodiging hebben gekregen. Dat klinkt serieuzer dan het is. Zo’n uitnodiging is met een mailtje aan Flattr geregeld, of heb je met vijf minuten googelen van een ander. Naar verwachting lanceert Flattr de officiële publieke versie eind augustus.
Voor media is er weinig reden om niet mee te doen. De investering van twee euro kost niemand de kop en bovendien is het een bron van bruikbare informatie over lezers. Want bij Flattr zie je niet welke artikels surfers aanklikken, maar juist welke artikels lezers achteraf positief beoordelen. En dat zegt veel meer. Natuurlijk kan zo’n populariteitsindicator ook dubieuze uitwerkingen op journalisten hebben. Schrijven voor de hoogste score, een te groot bewustzijn van je publiek en een verlies van onafhankelijkheid lijken enkele mogelijke bijverschijnselen.
Ten rules
“Daarin verschilt Flattr niet van de invloed die advertenties en Like-buttons kunnen hebben”, verdedigt blogger Jürgen Geuter de nieuwe betaaldienst. “Net zoals er zoekmachineoptimalisatie ontstond, zul je ook Flattr-optimalisatie krijgen. Mensen gaan manieren verzinnen om meer Flattr kliks te krijgen, bijvoorbeeld door de inhoud te kopiëren van anderen die goed scoren. Je krijgt ‘ten rules to become successful on Flattr’ en de hele rataplan. Maar de vraag is of dat de schuld is van Flattr, dat in principe een sociaal betaalsysteem aanbiedt”. Voor alle duidelijkheid: Flattr is geen liefdadigheidsorganisatie. Van de donaties die je doet, gaat momenteel tien procent naar Flattr zelf. Oprichter Peter Sunde heeft overigens laten weten dat aandeel terug te willen brengen zodra er meer mensen meedoen.
Hype of blijver
Er zijn al met al genoeg redenen om enthousiast, maar ook kritisch tegen de nieuwe betaaldienst aan te kijken. In Duitsland is een felle, soms diepgaande discussie gaande die hopelijk naar Nederland overwaait. Waarom dat nog niet eerder is gebeurd, is moeilijk te zeggen. Sommigen zien het bezoek van oprichter Peter Sunde aan Re:publica, een belangrijke mediaconferentie die in april in Berlijn plaatsvond, als de aanleiding.
Anderen zeggen dat de Duitse blogcommunity naar binnen gericht is en geen interactie over de grenzen zoekt. Misschien zorgt de recente deelname van Wikileaks binnenkort voor internationale belangstelling. En natuurlijk de officiële lancering over een paar weken.
Persoonlijk ben ik erg benieuwd waar Flattr over een jaar staat. Failliet en vergeten, of een vertrouwd symbool onder ieder online artikel? Graag hoor ik wat jij erover denkt.
En nu maar wachten op mijn eerste 18 cent.
Er is ook een Engelse versie van bovenstaand artikel.
Dit artikel is verschenen op www.denieuwereporter.nl op 13 augustus 2010