Tijdens mijn opleiding journalistiek heb ik vooral dit geleerd over taal: hoe minder, hoe beter. Weg met de opsmuk, kom tot de kern. Alle dramatiek en poëzie waarmee ik vertrouwd was als jonge brievenschrijver, bleken niets waard te zijn in de journalistiek. In dit vak laat je je niet meeslepen door de taal, maar domineer je haar.
In Polen doen ze niet zo moeilijk over de verleidingen van het woord. Want als de Poolse journalistiek ergens in uitblinkt is het wel in de literaire reportage, een genre dat danst op het koord tussen literatuur en journalistiek. Ryszard Kapuscinksi (1932-2007) spant absoluut de kroon, als koning van het vak. Maar hij had een reeks troonopvolgers, die op hun beurt weer voorbeeld zijn voor de nieuwste generatie Poolse reporters. Wat hebben ze toch met elkaar, Polen en de literaire reportage?
Sovjets
Ze hadden het kunnen weten, vooral die sovjets met kinderen: onderdrukking werkt averechts. Volgens kenners kwam de literaire reportage namelijk tot bloei door de belemmering van de vrije pers tijdens het communisme. Om de censoren te slim af te zijn ontwikkelden schrijvers literaire spitsvondigheden. Een spel met de mogelijkheden van de taal om met belangrijke verhalen toch door de censuur heen te komen.
De beroemde Poolse reporter Mariusz Szczygiel (1966) schrijft daarover op zijn blog: “De reportages uit die tijd zaten vol symboliek en verwijzingen. Omdat je niet mocht vertellen wat je in de spiegel zag, beschreef je wat je in de scherven van de spiegel zag. Omdat je niet over het systeem als geheel mocht schrijven, berichtte je over individuele personen. En lezers begrepen dat ze tussen de regels door moesten lezen, om de dubbele betekenis te doorgronden.”
Menselijke feiten
Het is de kern van de literaire reportage: de focus op de mens. Of hij zich nou in een oorlog of achterbuurt bevindt, zijn ervaringen staan centraal. Want juist persoonlijke verhalen geven een helder inzicht in situaties, systemen, plekken. Zoals een treffend detail meer zegt dan een uitvoerige beschrijving. Een goede reportage overstijgt het navertellen van gebeurtenissen. Ze respecteert de feiten, maar brengt ze met verbeeldingskracht.
En daarbij helpt de literatuur, met haar creativiteit en verhalende vermogens. Het journalistieke taalgebruik schiet tekort om die lading mee te geven, zeggen veel Poolse reporters. Kapuscinski, die internationaal bekend werd met zijn boeken (de Sjah aller Sjahs, Lapidarium) en zelf journalist was, vertelde in 2001 in een interview op de Amerikaanse televisie dat de journalistieke taal hem te arm en te oppervlakkig was om de kleurrijke volheid van de werkelijkheid te beschrijven. Daar had hij de literatuur voor nodig.
De betere bijlage
Dat het genre springlevend bleef in Polen, ook nadat de communistische censoren waren opgestapt, was verrassend. Met de hernieuwde vrijheid om te berichten waarover je wilde, zou je verwachten dat ook de verslaggeving zelf directer werd en zijn gelaagdheid verloor. Dat het niet die kant op ging, heeft volgens literatuurkenners vooral te maken met de komst van één krant, Gazeta Wyborcza.
Vanaf 1991 publiceerde dit dagblad, dat inmiddels de tweede grootste van het land is, de wekelijkse bijlage Duzy Format: 40 pagina’s volledig gewijd aan reportages. Zo’n beetje alle belangrijke Poolse reporters kregen via het supplement een podium aangeboden: Wojciech Jagielski, Jacek Hugo-Bader, Mariusz Szczygiel, Wojciech Tochman, Pawel Gozlinski. Twintig jaar later ligt de bijlage op donderdag nog steeds in de kiosk, maar in een flink afgeslankte versie.
Instytut Reportazu
Tijd voor een impuls, vonden de oprichters van het spiksplinternieuwe Instytut Reportazu in Warschau. “Met de krimpende budgetten is de stimulans uit de krantenhoek aan het afnemen. Een goede reportage schrijven vreet geld en tijd en daar ontbreekt het kranten aan. Onze traditie staat onder druk!,” roept Joanna Czudec, directrice van het privé instituut. Ze moet haar stem verheffen om boven de boormachines en hamerslagen uit te komen. Over twee weken is de officiële opening en moet de halflege ruimte waarin ze staat, de boekwinkel van het instituut zijn.
Toch zijn de eerste lessen al geleerd. Twintig Poolse studenten werden de afgelopen maanden persoonlijk begeleid door hun grote voorbeelden. “Leren schrijven kun je overal, maar wij hebben de beste docenten,” lacht Czudec trots terwijl ze een indrukwekkende lijst namen opsomt, waaronder Hanna Krall, een Poolse sterjournalist. Met elkaar hopen ze een nieuwe generatie journalisten warm te maken om zich te specialiseren in de reportage.
Toewijding
Het is bijna een anachronisme, een carrière als literair reporter in 2010. Het staat haaks op de trend om informatie zo snel mogelijk te verzamelen en door te spelen. De reportage heeft juist tijd nodig om te rijpen. Het vergaren van materiaal kan maanden in beslag nemen, het onderzoek vraagt om toewijding en doorzettingsvermogen. Wojciech Tochman, een Poolse journalist (die onder meer het in het Nederlands vertaalde Dochtertje schreef) zegt over het werkproces: “Je moet tot aan je nek in je onderwerp duiken, het opsnuiven en proeven.” Kapuscinski staat daarom bekend: hij zoog zijn onderwerp tot in de laatste druppel in zich op.
Het moet gezegd: Kapuscinski’s heilige naam heeft dit jaar een deuk opgelopen. In het voorjaar kwam een biografie uit waaruit bleek dat de Poolse held niet tot aan zijn nek, maar tot over zijn oren in zijn onderwerp dook. Hij liet zich af en toe zo meeslepen door zijn literaire verbeeldingskracht, dat hij dingen verzon die niet echt waren gebeurd. Zoals toen hij schreef dat de vissen in het Victoriameer zo gegroeid waren doordat ze de slachtoffers van Idi Amin’s regime hadden opgevroten, die in het meer waren gegooid. Een mooie metafoor, maar feitelijk onzin.
Aandikken: oké of taboe?
De verschijning van de biografie lokte de afgelopen maanden heftige discussies uit, vooral in Polen en de Engelstalige pers. De kernvraag die daarin steeds terugkeert is: waar ligt de scheidslijn tussen journalistiek en literatuur? Tussen feit en fictie? Mag een reporter feiten aandikken en meerdere bestaande personen laten samensmelten in één protagonist? Of moet hij zich strikt aan de werkelijkheid houden?
Biograaf Artur Domoslawski zegt daarover in een boeiend interview met The New York Times: “Zodra de journalistiek de grens oversteekt naar de literatuur, betaalt ze een grote prijs: het verlies van haar geloofwaardigheid.” Al heeft hij een enorme waardering voor Kapuscinski, volgens de biograaf ging de schrijver soms te ver, omdat zijn boeken werden verkocht als journalistiek. Onder een ander label was het geen probleem geweest.
Een felle verdediger van de literaire vrijheid die Kapuscinski zichzelf toestond, komt uit de filmwereld. Werner Herzog, de grote Duitse regisseur, zegt in een interview met Slate vrij vertaald: “Alle discussies die ik nu hoor, zijn saai en onzinnig. Kapuscinski was een groot verhalenverteller. Hij intensiveerde de waarheid door zijn verbeelding te gebruiken. Door er fictieve elementen aan toe te voegen, bood hij juist een dieper inzicht in de waarheid.”
Poolse trots
Ondanks meningsverschillen en kritiek, blijft Kapuscinski voor de meeste Polen een naam waar ze trots op zijn. Hij was de leermeester voor een lange rij beginnende en ervaren reporters die hem zijn opgevolgd. Door dit inspirerende nationale voorbeeld en de inspanningen van kranten, docenten en organisaties om dit journalistieke genre steeds opnieuw leven in te blazen, staat Polen al jaren aan de Europese top van de literaire reportage.
Volg Maria via Twitter: @themariagroot
Dit artikel is verschenen op www.denieuwereporter.nl op 31 augustus 2010