Alexandra is veertien jaar. Ze is dol op schoenen, verslaafd aan Facebook en heeft onlangs haar eerste kus gekregen van haar buurjongen. Nu is ze verliefd op hem en hij op haar, maar dat durven ze natuurlijk niet tegen elkaar te zeggen. Een liefdesbrief schrijven is ook geen optie, Alexandra kan niet schrijven. Een beetje Hongaars wel, maar geen Frans.

Alexandra gaat namelijk niet naar school. “Vandaag niet, gisteren niet, al een hele tijd niet meer,” vertelt het meisje terwijl ze haar veters strikt. Ze is duidelijk fier op haar nieuwe schoenen, zwarte gympen met witte veters. Hoge hakken heeft ze ook, en natúúrlijk kan ze daarop lopen, lacht ze zelfverzekerd, terwijl ze opgewekt langs de moestuintjes paradeert.

Samen met haar vader, zusje van tien, broertje van acht, baby van zeven maanden en gastheer Janos, brengt ze de dagen in en rond het blauwe huisje door dat bovenop de heuvel naast de serre van Parckfarm ligt. Het kot van gips- en golfplaat is misschien veertien vierkante meter groot, er is geen stromend water. Wel elektriciteit, in de ruimte die als living en slaapkamer functioneert stoken twee elektrische kacheltjes het goed warm. Aan de zalmroze muren hangen twee bokshandschoenen, een kruisbeeldje en een poster met rekensommen.

“We zijn met verschillende instanties op zoek naar een school waar de kinderen alle drie terecht kunnen,” vertelt Janos. “Tot die tijd geef ik hun les. Rekenen en taal.” Hij laat een stapel schoolschriften zien. De Roemeen woont al langer in Brussel en besloot de familie vier maanden geleden ‘in huis’ te nemen. “Mijn eigen partner is er vandoor, God heeft me een nieuwe familie gegeven,” verklaart hij.

Een jongetje op een witte crossfiets racet bij de heuvel omhoog. Hij dropt de fiets in het gras en stuift met een pakje shag in zijn hand geklemd voorbij. “Voor papa,” zegt hij hijgend. Kalman is acht jaar en de boodschapper van het gezelschap. Als Alexandra iets aan haar vader wil vragen, stuurt ze haar jongste broertje. Als papa wil roken maar bij de baby thuis moet blijven, stuurt hij Kalman erop uit. Zodra zijn taak erop zit, gaat het jongetje naar het hok achter het huisje, waar een mager konijn zit. Hij legt voorzichtig een wortel voor zijn neus, maar het dier is niet geïnteresseerd.

Vier jaar geleden woonde het gezin nog in Pecs, een stad in het zuiden van Hongarije. Volgens Alexandra hadden ze daar een mooi huis en gingen ze er naar school. “Toen zeiden mijn papa en mijn echte mama dat we met de bus naar België gingen en moest ik afscheid nemen van mijn vriendinnen. In het begin sliepen we in het Noordstation. We kregen altijd genoeg eten en nieuwe kleren van Samu Social en andere mensen. We hadden geen zorgen en problemen.”

Volgens Alexandra ging het mis toen haar verslaafde moeder er met een andere man vandoor ging en een zogenaamde hulpverlener hen veel geld afhandig maakte. Vervolgens werden ze weggepest uit een kraakpand en tot overmaat van ramp kreeg haar vader een baby bij een jonge vrouw met psychische problemen. Alexandra zucht. “Meteen na de geboorte ging de moeder er vandoor en liet de baby bij ons achter. Nu zorgen wij voor hem, maar we hebben geen pampers meer.”

Toch gaat het redelijk goed, oordeelt Alexandra. Voor het eerst heeft ze soms een eigen kamertje met een beetje privacy. “Janos houdt heel veel van ons. Hij heeft gezegd dat we kunnen blijven totdat we ergens anders terecht kunnen.” In haar gedachten is dat het allerbelangrijkste voor de toekomst. Niet wat ze later gaat worden en of ze kinderen zal krijgen, maar waar ze zal wonen. “Ik heb geen zin om mijn hele leven in de opvang van Samu Social te wonen, huizen te moeten kraken en op straat te moeten slapen. Ik wil gewoon een normaal huis. Het liefst in deze buurt.”